Jezuïtengoed

Dit is een voorname 18de-eeuwse hoeve met vroeger een walgracht. De gevel is geritmeerd door rondboogarcades. Het jaartal 1882 is aangegeven door middel van muurankers in de westgevel. Op het begraasde erf staat een koepelvormig bakstenen hondenhok.
Deze hofstede was eigendom van de paters van Mechelen. A. Billewie was de eerste pachter van de Jezuïeten van Mechelen. Het Jezuïetengoed telde aanvankelijk maar 9 hectare landbouwland. Toch wist hij een zekere rijkdom te verwerven. Als gevolg van de onrustige tijden vonden de Jezuïeten van Mechelen steeds moeilijker een pachter voor hun hofstede, zodat ze besloten landbouwland van het Jezuïetengoed te verpachten aan Lieven Clauwaert, pachter van het goed te Nieuwendamme. Ook Lieven had veel moeite om de verschuldigde pachtsom bijeen te krijgen, zodat hij in 1688 verplicht was een groot aantal bezittingen te verkopen.
Zoals de paters van Brugge, waren ook die van Mechelen verplicht om het Jezuïetengoed in 1695 over te laten aan de parochie. Het was pas in 1710 dat de Jezuïeten van Mechelen een pachter, Jan Verwilst, konden vinden.
Op 8 juni 1720 ondertekende Gillis Oste een uitvoerig pachtcontract met Pater Cornelius van Boxtele. Gillis was van 1713 tot 1726 schepen van de heerlijkheid van Woeste en Weibroek. Hij was ook enkele keren parochie-ontvanger, maar door financiële onregelmatigheden moest hij vluchten om niet te worden gearresteerd. Zijn inboedel werd op 16 december 1726 openbaar verkocht.
In 1735 nam Pieter-Gillis Dobbelaere het Jezuïetengoed in pacht. Hij stierf het jaar daarop, maar zijn weduwe zal samen met zijn oudste zoon het landbouwbedrijf verder zetten tot 1746. Daarna werd zijn zoon alleen pachter van de hoeve.
Na de opheffing van de Jezuïetenorde komt de hoeve in bezit van Louis Van de Hecke, erfachtig ontvanger van de Oudburg. Hij kocht het Jezuïetengoed met omliggende gronden op 2 oktober 1782.

Aalter