Koe

De koe:
Latijnse naam: vaccam
Kenmerken: De oren van een koe zijn groot. Koeien kunnen ze in bijna alle richtingen draaien om geluiden op te vangen als er gevaar is. De bek is perfect gemaakt om mee te grazen. De koe trekt het gras van de grond en slikt het zonder te kauwen door. De staart is heel handig als vliegenmepper. De uier is de melkzak van de koe. Aan de uier hangen vier spenen.
Biotoop: Grote weide met veel hoog gras.
Voedsel: Gras , stro en weide bloemen. De koe eet ook maïs, bieten, aardappelen en granen.
Bedreiging – vijanden: De mens omdat wij ze opeten.
Weetje: Een koe heeft vier magen: de pens, de netmaag, de boekmaag en de lebmaag. De weg van het voedsel:
1. Het voedsel komt eerst in de pens, de grootste maag van de koe.
2. Als de pens vol is komt het voedsel in kleine stukjes terug in de mond, zodat de koe het kan herkauwen.
3. Het herkauwde voedsel wordt verder verteerd in de netmaag.
4. In de boekmaag wordt het vocht uit het voedsel gehaald.
5. Als laatste wordt het voedsel in de lebmaag zò fijngemaakt, dat het in de darmen kan worden opgenomen.
6. Via de darmen worden alle belangrijke voedingsstoffen in het bloed opgenomen en door het lichaam gevoerd. Deze voedingsstoffen komen ook in de uier, waar de melk wordt gevormd.

Deklimop_6