Dobbelsteynhof

Laathof Dobbelsteyn

Tot 1559 bezat Margraten geen eigen schepenbank, maar behoorde tot 1559 geheel tot de landsheerlijke bank Gulpen-Margraten, waarvan de standplaats Gulpen was. Wel had Margraten diverse laathoven, waarvan er acht met zekerheid zijn te benoemen. Eén daarvan is de laathof Dobbelsteyn. Deze laathof is veruit de belangrijkste laathof van Margraten. Het ligt voor de hand dat deze laathof de kwalificatie landsheerlijk heeft gehad, voordat Margraten haar eigen schepenbank kreeg. Oorspronkelijk was de hof in het bezit van het geslacht Dobbelsteyn van Doenrade, waarvan het eerste bewijs in 1451 is gevonden. Rond 1620 is de hof in het bezit van ene Charles Grignet, kapitein van een compagnie haakboogschutters. Hij neemt de hof dan over van Johan de la Bavette, seigneur de Homlen. In 1736 is de hof eigendom van Petrus Pesters, prebendant van Sint Catherina te Utrecht.

Eijsden-Margraten