Convento Santa María de Jesús - Sevilla

In 1502 werden de huizen voor het eerste kloostergebouw officieel toegewezen. Vanaf dat moment begonnen een aantal nonnen zich daar te vestigen en vormden de eerste gemeenschap van nonnen.

In de zomer van 1765 veroorzaakte een blikseminslag op het bovenste deel van de residentie een brand die zich al snel verspreidde door een groot deel van het klooster. De nonnen zochten hun toevlucht in de kloosterruimte en veel mensen kwamen om hen te redden en te proberen het vuur te doven. Er werd besloten om de nonnen te evacueren naar het Franciscaner klooster van Santa Inés. De grote schade kon, dankzij de vrijgevigheid van de lokale adel, in slechts een jaar worden hersteld.

Vandaag de dag overleeft het klooster door het boekbinden (waarin ze een grote traditie hebben) en door de verkoop van snoepjes die door hen zijn gemaakt.

Een lange muur begrenst het gebouw langs de Calle Águilas, met een enkele deuropening, hoewel we verderop een andere kunnen zien die overdekt is, aan de zijkant waarvan de deur naar de draaibank en de rest van het klooster leidt. Boven de ommuurde deuropening staat een tegel van de heilige Pancrazio.

De hoofdingang is in maniëristische stijl, met een bovendorpel die rust op twee sobere zuilen, waarop twee engelen een cartouche vasthouden met de tekst: "Santa María ora pro nobis. Se ren. Jaar 1695". Boven de deuropening, in een nis, staat een beeld van de Maagd en het Kind uit dezelfde periode.

De kerk heeft een rechthoekige plattegrond met één schip dat vanaf de zijkant toegankelijk is. Er zijn geen zijkapellen of altaarstukken aan de muren bevestigd. De kerk is verdeeld in een openbaar gedeelte en een gesloten gedeelte zoals de typische kloosterkerken. Het centrale gedeelte heeft een tongewelf dat verdeeld is in secties die versierd zijn met plantenmotieven.

Het presbyterium heeft een gewelf met een houten cassettenplafond dat aan het einde van de 16e eeuw werd gemaakt en versierd is met ornamenten.

Dit klooster is, net als andere in de stad, versierd met uitgebreide altaarstukken gewijd aan de heiligen. Het belangrijkste altaarstuk dat de hele muur van het priesterkoor in beslag neemt, is gewijd aan de heilige Maria van Jezus, een prachtig beeld van de heilige die de doeken van het kindje Jezus verwisselt, geplaatst in een nis versierd met gedraaide zuilen en bekroond door engelen en een kleine nis in de vorm van een tempel. Dit alles wordt omlijst door vele heiligenbeelden en andere gedraaide zuilen van gigantische orde.

Het klooster is voornamelijk georganiseerd in twee binnenplaatsen, een kleine binnenplaats die toegang geeft tot het lagere koor en de grote binnenplaats, die is aangelegd op twee verdiepingen, in het centrale deel waarvan zich een waterput bevindt. In deze ruimte zijn er verschillende dienstruimten voor de kerk en het klooster. De nonnen van het klooster houden zich bezig met boekbinden en het bakken van taarten en verkopen deze aan de gemeenschap.

Willem Vandenameele