OOSTELIJK RIVIERENGEBIED

In het oostelijk deel van het rivierengebied is de stroomsnelheid nog hoog genoeg om grof materiaal mee te voeren (zand en grind). Langs de rivieren werd tijdens de jaarlijkse overstromingen zand afgezet, zodat er oeverwallen ontstonden: lage zandruggen van enkele tientallen tot honderden meters breed. Op de oeverwallen liggen de rivierdijken en de veelal oude dorpen. Door hun lange bewoningsgeschiedenis, hun relatieve hoogte en de zandige samenstelling van de ondergrond zijn oeverwallen relatief afwisselende landschappen met onder meer akkers en boomgaarden.
Verder van de rivier af, in de kommen, bleef het water na een overstroming het langst staan. Hier kon fijner materiaal (kleideeltjes) bezinken. De zware rivierklei in de kommen is slecht waterdoorlatend en daardoor ongeschikt voor de landbouw. Vandaag de dag vind je er vooral weilanden en op verschillende plaatsen ook moerasbossen.
Doordat rivieren in het verleden voortdurend hun loop verlegden, ontstond in de komgronden een wirwar aan stroomruggen (opgevulde verlaten rivierlopen met de daarbij behorende oeverwallen), waardoor de kommen in het oostelijk deel van het rivierengebied klein zijn.

Bij de foto: Fruitteelt op stroomrug

Biker